Deel 6 – De Kers en het kind centraal
Als trainer/coach heb je de taak en de verantwoordelijkheid op je genomen om de kinderen zo goed mogelijk op te leiden en dus een wezenlijke bijdrage te leveren aan hun ontwikkeling. Is voetbal altijd jouw passie geweest en bracht je zelf ook vele uren op het veld door met voetballen? Dan is het niet onlogisch dat je met dezelfde passie aan de slag gaat, alleen dan nu in de rol van opleider/begeleider. Het scheelt altijd wanneer je een voetbalachtergrond hebt, maar er zijn ook genoeg voorbeelden van trainers/coaches die dit niet hebben. Daar heb ik veel waardering voor. Eenmaal “ja” gezegd, dan is van belang dat je duidelijkheid krijgt over de verwachtingen van de club, maar ook op welke wijze je op ondersteuning vanuit de club mag rekenen. Er zijn diverse mogelijkheden om jouw kennis te verrijken. Directe ondersteuning van een technisch coördinator of een ervaren trainer zijn wenselijk. Afhankelijk van jouw ambities biedt een KNVB cursus een mooie basis. Wellicht put je voordeel uit jouw ouderschapscompetenties en weet je in elk geval op welke wijze je de kinderen het beste kunt bereiken. Neemt niet weg dat een verdere verdieping in het trainersvak bijdraagt aan een nog betere ontwikkeling van het individu. Elk kind heeft (persoonlijke) aandacht nodig en dat houdt in dat we het individu centraal stellen. Wat is het beste voor het kind? We leiden geen teams op maar individuen, ook al is “winnen” de bedoeling van het spel. Laat vooral het spelplezier als een rode draad door het gehele opleidingsproces lopen. Natuurlijk; als je een wedstrijdje wint heb je gevoelsmatig meer plezier. Wanneer je als team een wedstrijdje hebt verloren, wie zijn er dan echt teleurgesteld? Kinderen gaan allemaal op hun eigen manier om met de situatie. Doorgaans zijn ze snel over hun “teleurstelling” heen en staan ze alweer op een ander veldje te voetballen met hun vriendjes en vriendinnetjes.
De rustbespreking is een mooi moment om te checken of de kinderen hebben onthouden wat er vooraf aan- en tijdens de 1ste helft aan de orde is gekomen. In de meeste gevallen starten we met de vraag hoe het gaat. Niets mis mee want daarin zijn we oprecht geïnteresseerd, en het maakt de kinderen wellicht wat spraakzamer. Door het stellen van (de juiste) vragen betrek je de kinderen in de bespreking en krijg je een indruk van hoe de kinderen het spel beleven en of zij in staat zijn situaties te herkennen en te benoemen. Je krijgt dus veel informatie binnen. Toch hebben we soms de neiging om het gesprek vrij snel over te nemen en te vertellen wat wij hebben gezien en wat wij vinden wat beter beter moet. Als coach hoop je dat de kinderen jouw aanwijzingen hebben begrepen en zo goed mogelijk ten uitvoer brengen. Wanneer je een uitgebreide wedstrijdbespreking hebt gehouden, dan zal er ongetwijfeld ook sprake kunnen zijn van (te) uitgebreide coaching zonder de kern te raken.
De keuze om het accent te leggen op “wij hebben de bal” (aanvallen) of “zij hebben de bal” (verdedigen) is al een stap in de goede richting. Kies je bijvoorbeeld voor aanvallen, dan kun je daarbinnen kiezen voor de opbouw van achteruit of het ondernemen van een doelpoging. In dit voorbeeld gaan we uit van de opbouw op eigen speelhelft. Je beperkt je dus tot datgene dat plaatsvindt vanaf het eigen doel tot aan de middenlijn. Welke voorwaarden zijn als team nodig om op te kunnen bouwen? Denk hierbij aan de teamorganisatie (formatie en veldbezetting), het “verder uit elkaar staan (diep en breed) waardoor de mogelijkheid ontstaat om de bal in voorwaartse richting te spelen. Het klinkt wellicht allemaal simpel. Laten we het dus vooral niet ingewikkeld maken voor de kinderen en voor onszelf.
De Kers